Dans

On Earth I’m Done: Mountains & Islands Jefta Van Dinther / Cullberg

Clubbeat verslaat emotie

De urgentie van de ‘wake-up call’ van choreograaf Jefta Van Dinther is onbetwistbaar. Niet alleen het voortbestaan van de planeet aarde staat vandaag op het spel, maar ook ons vermogen tot wezenlijke verbinding met de natuur en dus met elkaar. Over de samenleving als een plek waar ‘menselijkheid niet langer vanzelfsprekend is’ gaat de het tweeluik ‘On Earth I’m Done: Mountains & Islands’ die Van Dinther creëerde voor het Zweedse Cullberg

On Earth I’m Done: Mountains & Islands
Marina Kaptijn ITA Amsterdam, in het kader van het Julidans Festival meer info download PDF
12 juli 2022

In ‘Mountains’, deel 1 van het tweeluik, illustreert Van Dinther zijn stelling met een bedrieglijk eenvoudig beeld (scenografie door Numen/For Use). Een enorme lap stof bedekt het toneel. Het lijkt alsof die zomaar uit de nok van de toneeltoren naar beneden kwam vallen. Het beeld herinnert echter ook aan een campagne, zo’n vijftig jaar geleden, om de mensheid aan te sporen zorgzamer met onze planeet om te gaan. Een opbrandende kaars-aardbol stelde in die campagne de bedreigde aarde voor. Het crème-witte doek op het podium lijkt echter sprekend op een kaars die helemaal opgebrand is. Versta: voor Van Dinther zijn we het stadium voorbij dat er nog iets te redden valt. de wereld is zoals wij die kenden is finaal ‘opgedoekt’. Er blijft niets dan een rokende vulkaan in het duister over.

In dat dystopische decor banjert gastdanser Marco da Silva Ferreira rond. Hij ziet eruit als een uit Las Vegas overgekomen natuurgod. Zijn haar is strak achterover gekamd en samengebonden in een staart en hij draagt een spiderman-achtig rood stretchpak. De fantastische belichting (ontwerp Jonatan Winbo) tovert de grote stoffen pannenkoek om tot een sciencefiction landschap waarin plooien bergen en dalen worden.

Bij het begin van de voorstelling straalt licht vanaf de toneelhorizon als een zonsopgang in de bergen. Dat licht verschrompelt  in de loop van het stuk tot een steeds kouder, kleiner stipje. Visueel prachtig en dramaturgisch verantwoord ook maar wel heel vermoeiend voor de ogen: op driekwart van de 70 minuten durende solovoorstelling kreeg ik zo’n last van de felheid van dit stipje in de donkere black box dat ik tussen mijn vingers door moest kijken om nog iets te kunnen zien.

Ondanks de grootsheid van de middelen waarmee Van Dinther zijn oproep om beter om te gaan met onze thuisplaneet wil overbrengen heb ik tijdens de voorstelling niet gevoeld wat ik dan zal missen als zijn dystopische toekomstbeeld (nog meer)werkelijkheid wordt. Ben ik al te afgestompt door alle rampzalige voorspellingen, of komt het door de al te gepolijste beelden waarmee ik deze boodschap aangereikt krijg?

De clubsound (geluidsontwerp David Kiers) die de hele voorstelling door blijft dreunen overheerst alles. Aan het begin van de voorstelling klinkt de beat als een kloppend hart, daarna vervormt het geluid steeds meer tot het vlak voor het laatste eindbeeld verstomt en ruimte maakt voor stilte. De afstelling van het geluid maakt de Engelse en Portugese teksten van Marco da Silva Ferreira slecht verstaanbaar.

Alleen het geluid is meedogenloos - de rest legt het daartegen af.

Zijn gedanste performance daarentegen roept veel associaties op, variërend van sjamaan tot hindoeïstische godheid tot faun met gewei en alles daar tussen. Hij beweegt als een dier, soms soepel kruipend als een tijger, dan weer stappend als een aap-mens op twee benen, steeds op zijn voorvoet landend, de borst naar voren, en de armen breed zwaaiend langs zijn lichaam.

Op een bepaald moment lijkt het stoffen decor meer een immens groot bed met een zee aan lakens dan een landschap. Da Silva Ferreira amuseert zich, ligt wijdbeens, streelt nog ’ns over z’n geslacht, consumeert/neukt, en wordt geconsumeerd/geneukt. De solo zou niet misstaan als act in een club en past bijna één op één bij de soundscape. Soms wordt zijn acteerwerk (onbedoeld?) grappig door de bijna mime-achtige wijze waarop hij omgaat met de meterslange buis die in het decor ligt. De ene keer gebruikt hij deze als microfoon, dan weer als didgeridoo of blaasgalg om een vuur aan te blazen dat voor hem alleen zichtbaar is. Met de buis roert hij theatraal door de massa aan stof, en gaat dan wijdbeens zitten, de rug naar het publiek. Is hij de ‘I’ in de titel die zijn creatie, ‘Earth’, bekijkt?

Op de een of andere manier belette de al te sturende club-sfeer me om me daarin te verdiepen. Mijn betrokkenheid bleef hangen bij het kijken naar fraai vormgegeven beelden, heel esthetisch, als in een club. Het catastrofale beeld van de vulkaan die aan het eind van dit deel van de voorstelling oprijst/omhoog getakeld wordt bleef daardoor slechts dat: een beeld. Heel knap en goed bedacht, doch zonder dat het echt raakte.

In het tweede deel, ‘Islands’, zijn we op de plek na de Apocalyps. We zijn dan niet meer in verbinding met de natuur, aldus het programmaboek. De koele uitstraling van de Cullberg dansers in dit deel vormt een contrast met de uitbundige, vleselijke performance van Da Silva Ferreira in het eerste deel. Gekleed in hetzelfde rode kostuum als Da Silva Ferreira zien ze er alle dertien een beetje hetzelfde uit, vooral wanneer ze elkaars lijf en bewegingen onderzoeken, nadoen en volgen. Als schimmelsporen in de aarde worden de dansers samen een lichaam, een organisme.

Soms wordt een kostuum afgepeld waarna de groep het blote lichaam wegsleurt en afvoert zoals mieren een koekkruimel wegdragen. De bewegingen van de dansers wisselen af tussen insectachtig mechanisch, dan weer geruisloos en katachtig lenig. Vaak beweegt de groep zenuwachtig en staccato als stokstaartjes. Zo perfect als ze kunnen schakelen van de ene bewegingskwaliteit naar de andere, zo leeg lijkt de mimiek en invulling als performers.

Is dat wat bedoeld wordt in de de voorstellingsbrochure met ‘De wezens die we hier ontmoeten, denken, handelen en spreken met iets dat lijkt op menselijke emoties, maar hun innerlijke leven is synthetisch en hun sociale interactie is gehackt’? Ik volg niet meer door het pantomime spel van de dansers die doen alsof ze iets uit elkaars lichaam trekken en haak vervolgens helemaal af als het tweeluik wordt afgesloten met een zittende vogue-act van de hele groep, netjes en synchroon uitgevoerd in een V-formatie.

Mountains’ zou symbool staan voor een ‘place before something’ zijn, en ‘Islands’ voor een ‘place after something’. De waarschuwing van Jefta van Dinther komt echter niet door de fraaie vorm heen. Het club effect/element en de beeldtaal stompt af. Alleen het geluid is meedogenloos - de rest legt het daartegen af.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login