Dans

HATCHED ENSEMBLE Mamela Nyamza

Zelfbevrijding kleurt levendig rood

In 2008 verkende de Zuid-Afrikaanse choreografe Mamela Nyamza haar identiteit als moeder, zwarte vrouw, ballerina, choreografe en lesbienne in haar autobiografische solo ‘HATCHED’. Die oefening draagt ze in ‘HATCHED ENSEMBLE’ over op tien dansers die ze soms zelf opleidde. Ook zij worstelen met de codes van het ballet die hen dwingen in een vorm die hun identiteit miskent. Nyamza brengt dat met eenvoudige en duidelijke symbolen in beeld: ballet transformeert langzaam tot Afrikaanse dans. Haar bewegingstaal schippert tussen die verschillende werelden. Terwijl Afrikaanse en Westerse muziek elkaar aflossen, zie je hoe bevrijding altijd werkt. 

HATCHED ENSEMBLE
Lotte Ogiers KVS Bol, Brussel, in het kader van Kunstenfestivaldesarts 2024 meer info download PDF
15 mei 2024

De groep dansers zit links achteraan, dicht op elkaar, te stretchen terwijl het publiek binnenstroomt. Onder hun sweaters dragen ze witte tulerokken, behangen met honderden wasknijpers. Het lijken schubben die het schild van een reptiel vormen. Tegelijk zijn ze een echo van de dagelijkse huishoudelijke sleur en tradities die zelfontplooiing in de weg staan. Als de dansers hun sweaters uitspelen, haalt een medewerkster ze discreet op. Met ontblote torso doen ze hun spitzen aan. Na die voorbereidingen denk je dat ‘HATCHED ENSEMBLE’ nu echt tot leven zal komen. Je hoort het overbekende ‘Le Cygne’ van Camille Saint-Saëns, de muziek waarop Mikhail Fokine in 1905 een solo creëerde voor de legendarische balletdanseres Anna Pavlova. Dat is het model.

Die levendigheid blijft echter uit. Sommige dansers blijven zitten tussen voorwerpen van gevlochten witte ijzerdraad, zoals kippen, bloemen, bomen maar ook windmolentorens en een autootje. Enkelen staan er loom tussen. Zo met hun rug naar het publiek vormen ze een kleine gemeenschap. Het onderscheid tussen man en vrouw vervaagt. Wanneer ‘Le Cygne’ een tweede keer weerklinkt, komen de dansers zachtjes tot leven. Iemand neemt een kip op, een andere een boom. Iemand rolt de schouderbladen op en neer. Ondanks de muziek maken sommige dansers soms onverwachte hoekige armbewegingen die niet tot klassieke balletcodes horen. Zonder dat het opvalt schuift de groep langzaam van links naar rechts  Toch voel je geen groepsgeest, enkel loomheid of passief verzet.

Ondertussen blijf je ‘Le Cygne’ een tiental keer horen zonder dat er iets ‘gebeurt’. De verveling wordt tastbaar. Geen van de dansers lijkt hier zin in te hebben. Ze blijven hun folkloristische ijzerwerkjes langzaam doorgeven aan elkaar. Net omdat er zo weinig gebeurt, krijg je oog voor de wasdraad die over het podium gespannen is, net op de grens tussen voor-en achtertoneel.

Eindelijk merk je dan toch een verandering. Een danseres gaat hoog op haar spitzen staan en begint te trippelen. Een tweede volgt die bourrée. De trilling van de wasknijpers geeft die overbekende figuur een andere weerklank. Het klinkt niet perfect, het klettert. Het werkt tegendraads. Weerklinkt hier de uitsluiting? Al heel gauw breekt die figuur echter wanneer de eerste danseres haar achterwerk laat wiegen. Ook deze beweging zie je nooit in het klassieke ballet. Meteen daarna komt de hele groep overeind, met de ijzerdraad figuren triomfantelijk hoog geheven alsof ze iets overwonnen hebben. In die erehaag ontwaar je een vrouw die opvalt door haar zwaardere lichaamsbouw en op wiens tulerok geen wasknijpers hangen. Het is Litho Nqa, een operazangeres die langzaamaan een leidende rol zal krijgen.

    Mamela Nyamza wil tegen de Westerse canon in niet het ‘perfecte lichaam’ van de ballerina tonen, noch perfecte stemmen laten horen.    

Koebelgerinkel neemt nu de melodie van Saint-Saëns over. Terwijl muzikant Azah “Given” Mphago rechts vooraan plaatsneemt op het podium, zingen de dansers opmerkelijk vals – kattengejank zou een operaliefhebber denken – mee de melodie over. Hier toont Nyamza waar het op staat: ze wil tegen de Westerse canon in niet het ‘perfecte lichaam’ van de ballerina tonen, noch perfecte stemmen laten horen, maar alle lichamen laten spreken, en dan in het bijzonder Afrikaanse lichamen.

Plots kleurt de zangeres het vocale spectrum in met Afrikaans gezang. Plots is er ook rood. De dansers dragen stapels rode kledingstukken op hun hoofden. Je ziet voor het eerst hun gezichten met fonkelende rode glitters rond de ogen en witte verf op de lippen. Ze grijpen naar het te hoog gespannen waskoord. Zelfs wanneer ze op hun spitzen staan kunnen ze het niet raken. Tot ze samenwerken: als de ene de andere omhoog hijst lukt het. Het gewicht van de rode kledingstukken doet daarna het werk: de waslijn zakt zover door dat het op menshoogte komt.

Hun taak zit erop, zou je denken, maar toch krijgt het levendige rood iets duisters wanneer de dansers zich achter de waslijn verschuilen. De lege omhulsels hangen zielloos aan de lijn. Het is via deze eenvoudige, weloverwogen maar esthetische beelden dat Nyamza de struggles van haar diverse groep dansers helemaal weet aan te raken. Tot ze opnieuw hun eigen lichaam inzetten. Dat doen de performers letterlijk wanneer ze zich in de rode kledingstukken aan de wasdraad worstelen. Zo hangen ze als lappenpoppen aan het koord. Sommigen slapen, anderen ontwaken. Wanneer ze dat doen, willen ze roepen en schreeuwen. Ze sperren hun monden open, maar je hoort niets. Het is een aandoenlijk en adembenemend beeld waarin je tegelijk veerkracht als opgave ontwaart. Een beeld dat schuurt omdat het levenloze en het levendige in één opvallende kleur samenkomen. En ook hier roept Nyamza huishoudelijke taken op in haar bewegingstaal. De ontwaakte dansers zijgen neer op de grond en kuisen woest. Je denkt niet aan een minzame huisvrouw die berust in haar lot maar aan mannen en vrouwen die zich trachten te bevrijden.

Dat lukt. Het ballet maakt plaats voor een wervelende dans waarin de spitzen enkel nog als slaginstrument dienen. De witte tules hangen nu aan de wasdraad. Waar in het eerste deel de langgerekte herhaling de levendigheid van de zwanen doodsloeg en de groep amper tot beweging kwam, zie je nu een groep ‘rode krijgers’ van de ene kant naar de andere kant van het podium dansen. De ruimte is te klein voor hen.

Toch is het net dankzij de combinatie van dat verstilde zoeken én die gezamenlijke aanstekelijkheid dat ‘HATCHED ENSEMBLE’ meer oproept dan louter de individuele bevrijding. Met ‘HATCHED ENSEMBLE’ broedt Nyamza verder op haar ontwikkelde danstaal waarin de vermenging van Westerse sprookjesbeelden en dagdagelijkse of traditionele bewegingen een eigen universum oproepen, waar je economische en sociale ongelijkheid kan ontwaren maar dat bovenal spreekt vanuit de lichamen. Die zich nooit nog lelijke eendjes laten noemen, maar zwanen, die vrank en vrij bewegen wanneer alles naar zelfliefde kleurt. 

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login