O O O De Maan / Jef Van gestel
Bonte emoties op een wit canvas
De speelvloer voor ‘O O O’ toont een wit, rond plateau, op een witte vloer, met erachter twee witte gordijnen. Daartussen komen acteurs en emoties af en aan. In dertien scènes brengen de vier spelers - Joke Emmers, Lars Brinkman, Roel Swanenberg en Jonathan Linga – in een regie van Jef Van gestel een waaier aan kleine en grote gevoelens voor het voetlicht. Behoorlijk abstract uitgebeeld allemaal, maar toch herkenbaar voor een jong publiek. Vooral met de maskers vullen ze de gemoedstoestanden helder in. En op het witte canvas steken beide scherp af.
De zaal zit bij aanvang vol joelende kinderen tussen acht en twaalf. Een bende ongedwongen en nieuwsgierige toeschouwers. Al lijken ze minder ‘toe te kijken’, dan ‘mee te voelen’. Hun directheid is een plezier om te ervaren.
In het eerste tafereel komen de acteurs op met kapstokken en stokken. De eerste kapstok glijdt de stok af met een zacht gekreun. Meteen aandacht in de zaal. Zo voelt een kapstok zich dus als hij de dieperik in gaat? Dan volgen de drie andere - minder zacht - tot ze samen gillen. De kinderen gieren het uit. De ene scène na de andere volgt elkaar op, telkens met schaarse attributen - valse handen, extra lange armen, maskers, koppen, een stoel, een doos, … In de vierde scène zet een van de acteurs zijn schoenen onder een doos. De andere drie gillen van de pijn. Jolijt alom. Bij elk tafereel blijft de reactie van het jonge publiek even direct. Het moet een goeie leerschool zijn voor de spelers: wat werkt, wat niet?
Dan worden maskers aangevoerd. Het vijfde tafereel is een mooi mimespel in alle eenvoud: de actrice krijgt pleisters over haar hele gezicht geplakt - ogen, neus, mond worden bedekt met witte tape. Terwijl een acteur in een gat ìn het plateau verdwijnt - waarom weet je niet, maar het is een klassieke circustruc die altijd suspense opwekt - tekent het meisje met zwart en rode stift weer een gezichtje op haar beplakte gelaat. Een triest gezicht wel, en zo lees je haar houding ook meteen. De leerlingen volgen mee in de metamorfose.
Als de actrice even later ook in het gat onder het plateau kruipt en daar onbedaarlijk gaat lachen, lacht het hele publiek weer uitbundig. Gek toch, hoe gevoelig we als mens zijn voor de schaterlach van de ander. Dan is het tijd voor blauwe piepschuimen kubussen die aan het gillen en kreunen slaan, tot een volkomen kakofonie volgt (ja, dat vinden die jonge oren fijn), die langzaam overvloeit in een lamenterend koorgezang. De lol in de zaal kan niet op. Op den duur wordt het onmogelijk om de menselijke ervaring nog van de materiële werkelijkheid (lees: de rekwisieten) te scheiden. Zo fijn vinden ze die verwarring dat de jonge toeschouwers tussendoor spontaan beginnen te applaudisseren…
De voorstelling springt van het ene naar het andere toneeltje. Kort sketches zijn het. Soms herken je een emotie niet, blijft ze vaag. Soms komt er muziek bij, en op de witte achtergrond roze, blauwe en paarse kleuren - Walt-Disneyfilm-kleurtjes, speciaal op maat van de leeftijd die voor het schouwspel zit. Er volgen nog meer rekwisieten: een pop met een superlange hals, twee acteurs met wel tien meter lange armen, losse koppen, armen en benen, … En het is alsof bij de vele, vaak gekke props ook telkens afwisselende/zotte emoties horen. Lichaam en gevoelens worden daarmee (lichtjes) van elkaar losgekoppeld. Psychologie voor beginners: lijf en emotie zijn niet noodzakelijk één.
Toch kan het kan beslist niet anders dan dat de jonge mensjes zich moeten herkennen in eerst de driftbui en daarna een smartelijke huilbui van het acteermeisje - met haar lijfje uitgestrekt over het plateau als op een (alweer rozig/blauwig) bed. Zouden ze beseffen dat ze zich soms ook zo echt erg aanstellen? Zo volgt de ene na de andere scène, de ene al meer overtuigend dan de andere. Soms gaat het wat lang duren. De aandacht van het publiek valt weg. Maar als twee grote koppen uit papier maché zoenen zijn ze meteen weer helemaal bij de les.
Alle gevoelens worden uitvergroot met die maskers. Grappigst is de gemaskerde Waw-figuur die zich overal over verwonderd - de witte vloer, de stoel, de gordijnen, de kinderen in de zaal,…- en daarbij alsmaar ‘Waw!’zegt. Andere maskers komen op met nog andere emoties. Altijd weer dat opkomen en altijd weer het ontdekken van nog maar eens nieuwe gemoedsbewegingen. Tot de laatste scène weer de acteurs met hun eigen smoel laat zien: Roel Swanenberg trekt meesterlijk gekke bekken, steekt zijn tong uit, faket scheetjes, maakt lol met de kinderen - nu met eigen ogen en stoere, grote mond. Een verademing is dat toch: echte, vrolijke gezichten. Na de voorstelling springen de leerlingen op en applaudisseren voluit. Heel kort, maar wel spontaan. En de acteurs komen erna nog eens terugkijken en zwaaien. De lol was wederzijds, blijkt.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz