On purge bébé Philippe Boesmans naar georges Feydeau / De Munt
Virtuoos te kakken gezet
De opera ‘On purge bébé’, een productie van de Munt is een wapenfeit. Dit allerlaatste werk van de in april overleden componist Philippe Boesmans is immers gebaseerd op een oppervlakkige komedie over de problemen met echtelijke trouw en stoelgang van de Franse burgerij van Georges Feydeau. Ça ne se fait pas à l’ opéra, maar toch is het resultaat een sprankelende partituur, met komische vaart, en uitstekende vertolkingen.
‘On purge bébé’ is een
licht scabreuze boulevardkomedie van Georges Feydeau, over Follavoine, een porseleinfabrikant,
die meent dat hij onbreekbare nachtpotten kan produceren. Net als hij de Aristide
Chouilloux, een topfunctionaris in het leger, wil ontvangen om een deal met het
Franse leger te bespreken, doet zijn vrouw Julie een beroep op hem om hun zevenjarige
zoontje Toto, dat ze nog altijd ‘bébé’ noemt, een purgeermiddel toe te dienen. Het
kind is immers ernstig geconstipeerd. Maar Bébé weigert koppig. Zijn koppigheid
– of is het een manifestatie van zijn persoonlijkheid?- heeft grote gevolgen.
Het gaat al meteen
fout als Chouilloux de potten test: ze vallen helaas in scherven uiteen. Chouilloux
raakt ondertussen wel geïnteresseerd in de toestand van Bébé én in Julie. Als die
terloops laat vallen dat zijn vrouw hem bedriegt drinkt hij van consternatie
het purgeermiddel half op, en verdwijnt meteen naar het toilet. Net dan
arriveert mevrouw Chouilloux met haar minnaar Truchet, tevens haar neef.
Als Chouilloux
terugkeert van het toilet beschuldigt hij zijn vrouw en Truchet van overspel.
Truchet, die meent dat Follavoine de verrader is, geeft hem een forse mep. Ontsteld
drinkt Follavoine per vergissing de rest van het purgeermiddel op, en verdwijnt
meteen daarop ook naar het toilet. Met het lege glas als bewijs maakt Toto zijn
moeder daarop wijs dat hij het middel genomen heeft. Moeder tevreden, maar zo
niet vader, die woedend het huis verlaat.
Deze komedie is Feydeau
ten voeten uit. Hij fileerde de mores van de Franse burgerij rond 1900. De
komedies draaien steeds rond dezelfde thema’s: huwelijksmiserie, bedrog,
ijdelheid en overspel. Het publiek smulde ervan, want Feydeau was een komisch
talent hors catégorie. Toch kreeg zijn werk officieel weinig waardering,
omdat het ‘commercieel’ en dus minderwaardig was. De Comédie Française haalde
er haar neus voor op. Rond 1950 ontstond
echter een andere visie op deze komedies. Ze vonden hun weg naar de grote schouwburg
waar klassieke teksten de toon aangaven, met enorm succes. Feydeau lokte meer
volk dan Racine of Corneille. De herwaardering groeide nog toen kritische,
linkse theatermakers in Duitsland de stukken oppikten in de jaren 1970.
Zo snap je al wat
beter waarom een ‘ernstige’ componist als Philippe Boesmans een stuk van Feydeau
tot een opera wilde bewerken. Niemand haalde dat ooit eerder in zijn hoofd,
omwille van de schijnbare lichtzinnigheid van die stukken. Boesmans koos bovendien
voor een stuk dat geen meesterwerk is van Feydeau, maar vooral opvalt door het
anale thema én door het feit dat de koppigheid van een kind het hele
maatschappelijke ritueel ontregelt. Het is daardoor alleen schijnbaar licht en routineus
komisch maar feitelijk subversief. Het freudiaans sausje dat librettist en
regisseur Richard Brunel in zijn toelichting over de plot giet voegt daar
weinig aan toe.
Blijkt dat Boesmans humor en muziek uitstekend weet te verenigen. Hij schreef een heel frisse partituur. De nadruk ligt op de tekst, die constant een interessante interactie onderhoudt met een erg kleurrijke orkestratie. Het is een werk dat theatraal tot het beste behoort van deze Belgische operacomponist. Hij besefte dat een komedie van Feydeau, die geen karakters schept, het vooral moet hebben van een volgehouden vaart. Het ritme van de partituur maakt het komische mogelijk.
Boesmans verlaat ons met een ondeugende glimlach
Boesmans slaagt daarin
met glans. Hij hanteert hier een directere taal dan in zijn eerdere werk. Komt
daarbij dat hij met citaten speelt, wat voor een sterk komisch moment zorgt
wanneer de lof voor een pispot ondersteund wordt met het graalmotief uit
Parsifal. Dat steekt. Het wijst erop hoeveel plezier Boesmans erin schiep de
burgerij, tja… te kakken te zetten.
‘On purge bébé’ is
helaas ook de laatste partituur van Boesmans. Hij droeg Benoît Mernier op om
het werk te voltooien. Mernier werkte vooral op de laatste twee scenes, maar
hij maakte zich het idioom van Boesmans zo eigen dat je geen breuk ervaart.
Omdat Boesmans elk personage
een eigen muzikaal karakter meegaf kunnen de zangers hier uitblinken. De Franse
bariton Jean-Sébastien Bou vertolkt Follavoine energiek. De Belgische tenor
Denzil Delaere zorgt als de militair Aristide Chouilloux voor de komische noot.
Hij lijkt aanvankelijk een lullige militair, tot hij mevrouw Follavoine wil versieren.
Maar finaal is hij, als jaloerse echtgenoot, wel de pineut. Bij beide
personages koos regisseur Richard Brunel voor een ingehouden register, in het
besef dat echt komisch acteren inhoudt dat de vertolkers zich zelf niet van
bewust zijn van hun belachelijkheid. Hieruit blijkt dat Brunel de wereld van
Feydeau grondig kent.
Bijzonder is zeker ook
de Belgische sopraan Jodie Devos, in de rol van moeder Julie. Boesmans gaf haar
heerlijke frases, virtuoze aria’s in een notendop die ook naar hoge noten
grijpen. Devos brengt ze met een volledige beheersing. In mijn herinnering is
de vrouw (die bij Feydeau vaak een onsympathiek personage is) hier de meest aantrekkelijke
figuur omdat Jodie Devos straalt. Een muzikaal hoogtepunt is ook het trio waarin
het kuuroord Plombières les Bains geloofd wordt. Het is zeer knap geschreven en
het is volledig ironisch.
En dan is er Toto, het
lastige kind. Het is een gesproken rol. In het eerste deel wordt Toto vertolkt
door een knaap (Martin da Silva Magalhâes). Later neemt de lange, magere acteur
Tibor Ockenfels, de rol over. Dat moest zo, vond Brunel. Aanvankelijk
verschijnt Toto met een luier én een kroon : het kind-koning. Daarna is hij de
koppige weigeraar.
Richard Brunel plaatste
de handeling in een benepen kinderkamer. Centraal staat het bed van de kleine
Toto. Later schuift het décor open (ontwerp van Etienne Pluss) en zien we een universitair
auditorium (gebaseerd op een foto van een auditorium waar Moses Gunn rond 1900
les geeft in de Medische School in Chicago). Het bed staat ook daar nog centraal. Dat is
ruimtelijk boeiend, maar draagt inhoudelijk weinig bij. Of gaat dit over de
Freudiaanse bespiegelingen in het programmaboek?
Hoe dan ook: de glimlach viert hoogtij in deze vrolijke komedie, die een mooi afscheid is van de componist. De parallel met Verdi is mij niet ontgaan. De Italiaanse meester sloot zijn dramatische carrière af met de komedie ‘Falstaff’, net zo verlaat Boesmans ons met een ondeugende glimlach.
Er blijft wel iets knagen:
zoveel mooie muziek, zoveel vocaal genot voor een toch wel een mager gegeven. Besluit: componist Philippe Boesmans bereikte
de top van zijn kunnen bij één van de mindere werken van de meester van de
Franse komedie. De muziek verdient beter.
Genoten van deze recensie? Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand. Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz