Performance / Circus

Dar MOVEDBYMATTER

Gevecht met drone

 ‘DAR’, de nieuwe creatie van Kasper Vandenberghe met Tina Heylen als co-regisseur, heeft alles in zich om een eenentwintigste-eeuws Gesamtkunstwerk te worden. De voorstelling gaat over vele vormen van angst en blokkage. Ze laat zich met drie parkour-runners inspireren door een levendige stedelijke subcultuur. Als extra speler snort er ook een militaire drone over het podium. Meer eigentijds en cross-mediaal kan theater moelijk worden. Alleen loopt de voorstelling uiteindelijk zelf wat verloren tussen al die ambitieuze insteken. Er is gewoon te veel tegelijk. Of juist te weinig?         
Dar
Wouter Hillaert Floraliënhal, Gent, in het kader van het MiraMiro festival meer info download PDF
29 juli 2024

Kasper Vandenberghe is een mooi voorbeeld van het groeiend aantal podiumkunstenaars die niet langer onder één noemer te vangen zijn. Hij begon als acteur en performer, vooral in werk van Jan Fabre. Op televisie was hij de jongste jaren te zien in series als ‘Beau Séjour’ en ‘Onder Vuur’. Tegelijk richtte hij in 2018 ook zijn eigen transdisciplinaire gezelschap MOVEDBYMATTER op, met focus op circuskunsten. Binnen die structuur ontwerpt hij theatrale installaties, regisseert hij voorstellingen en coacht hij af en toe ook anderen.  Voor ‘DAR’ vroeg hij maker Tina Heylen (o.a. ‘HOM(M)E’ en ‘TOUDOU’ bij FroeFroe) om de voorstelling mee af te werken. Telkens gaan Vandenberghes creaties over de spannende relatie tussen performer en allerlei vormen van ‘materie’, tussen onze individuele wil en krachten die ons overstijgen. Er spreekt een sterk mythologische inspiratie uit.

Dat ook ‘DAR’ hoog mikt, voel je bij de première op het Gentse circusfestival Mira Miro meteen aan den lijve. Als locatie kozen de makers voor de immense Floraliënhal achter het S.M.A.K. Metershoog rijzen haar ijzeren spanten als een gebogen hemelgewelf over je hoofd. In dit monumentale historische kader voel je je meteen klein, terwijl je verwachtingen juist groeien met elke pas naar de verre tribune in het midden van de hal. Hier staat iets te gebeuren. Iets groots?

Het scènebeeld blijkt een onafgewerkte stellage naast een samengeraapte houten vloer met één opstekende hoek. Als er geen tribune voor zou staan, had het gewoon een stukje werf voor dak- of schilderwerken kunnen zijn. Veelbetekenend is wel wat erachter staat. Een megascherm beneemt ons het zicht op de achterkant van de hal, maar op dat scherm verschijnt net die achterkant. Ons uitzicht wordt dus kunstmatig verdubbeld. We zien niet de directe realiteit, maar een afbeelding ervan, een simulacrum. Het agendeert een vraagstuk met een spanwijdte die gaat van de grot van Plato tot postmoderne filosofieën à la Jean Baudrillard: hoe waar is wat we waarnemen? Dit scherm maakt het antwoord heel aanschouwelijk: tussen ons en de werkelijkheid is een beeld geschoven, ten gronde technologisch bemiddeld. Wat we zien, is een plaatje.

Tegelijk zal de actie in ‘DAR’ heel naturel blijken, bijna documentair. Niet in het minst omdat naast drie performers ook drie kinderen meedoen. Eén van hen komt ons eerst aanmanen om enkele keren diep in en uit te ademen. Zijn we er klaar voor? Een jonge vrouw kuiert op en deinst terug voor de stellage, maar klimt er dan toch op. Met elke meter hoger werpt ze haar benauwenis verder af, tot ze helemaal boven als een uitvliegend kuiken de zwaartekracht uitlacht. Weer beneden legt ze met één en daarna nog een andere performer spontaan contact door kat en muis te spelen, elegant tussen de stellingen te duiken, van de schuine houten ramp te slieren, zonder armen over de vloer te schuiven als uitgelaten zeehondjes. Renae Dambly, Matt McCreary en Tim van den Bos de Lucas hebben iets van kinderen in de speeltuin: vrij en vrolijk.

    Angst krijgt in ‘DAR’ zelden een existentiële lading.     

Toch zijn hun bewegingen geoefend en beheerst. Alle drie zijn ze thuis in parkour: de atletische subcultuur waarin ‘freerunners’ binnen stedelijke omgevingen zo vlot mogelijk allerlei obstakels overwinnen: trappen, muren, afsluitingen, zelfs hele gebouwen. Die semi-acrobatische inspiratie verklaart meteen ook de eenzame turnplint rechts in het decor. Ze staat er gewoon, er zal weinig mee gebeuren. In combinatie met deze freerunners (re)presenteert het scènebeeld van ‘DAR’ dan ook vooral een idee. Een idee over loskomen van onze aardse bepaaldheid, zonder ze te ontkennen. Een streven naar zweven, naar hoogte, naar vrije lucht. Plint en stellage zijn zowel instrumenten als obstakels tussen de mens en zijn verheffing.

Zelf benadrukt Vandenberghe dat ‘DAR’ over angst en blokkage gaat. De titel verwijst niet alleen naar de mannelijke bij, maar is ook Hindi voor ‘vrees’ én Arabisch voor ‘drempel’. Dat zijn veel associaties bijeen, maar voor de makers typeert die betekenisrijkdom net de subtiliteit en veelzijdigheid waarmee ze hun thema willen benaderen. Op de scène daarentegen zie je vooral anekdotische invullingen van angst – als ze die thematische lijn überhaupt al oproepen. Zo probeert Van den Bos de Lucas een paar keer opnieuw aan te lopen voor een springoefening over de opstaande rand van het podium, maar ziet hij zijn weg steeds opnieuw versperd. Eerst door een jongetje dat in zijn looplijn gaat staan, dan door zijn eigen mentale blokkades. Angst krijgt in ‘DAR’ zelden een existentiële lading. Het blijkt eerder iets wat op dagelijkse basis de kop opsteekt in onze verhouding tot nieuwe uitdagingen of onbekende constructies. Een rite de passage.

Sterker is de scène waarin er plots een unheimlich gezoem opstijgt. Prompt begint ook ons vertrouwde beeld op het achterdoek te bewegen, zelfs te tollen. Dat blijkt dus geen still, maar het zicht van een drone-camera. Algauw komt het gevaarte zelf vanachter het doek opduiken. Traag, autonoom, steeds hoger of plots sneller snort het een tijd lang over het podium. De drone heeft iets van een deus ex machina, maar de intentie erachter blijft volledig open. Wie of wat stuurt dit hoge oog? Oorlog, surveillance, robotica: plots voel je wél de beklemming die MOVEDBYMATTER wil oproepen.

Wat al die tijd louter een plaatje leek, vervoert ons nu ook.     

Dit is zeker niet de eerste drone in theater. Al bijna tien jaar duiken deze technologische bromvliegen af en toe op in voorstellingen. Deze zware militaire ‘dar’ is echter niet zomaar een spektakel op zich. Hij doet ons ook anders kijken. Hij toont ons op het scherm een heel ander beeld dan wat we zelf live aanschouwen. Ineens zien we enkele kleine wezens die daar beneden aan het spelen waren, maar nu verstomd de hoogte in staren, recht de camera in. De perspectiefwissel is totaal. Wat al die tijd louter een plaatje leek, vervoert ons nu ook. Tegelijk kijken we mee door het hoge vizier van iets wat we maar moeilijk kunnen identificeren. Wat is hier aan het werk? Deze drone is niet het soort onpersoonlijke camerastandpunt dat je doorgaans op het podium ziet. Hij verpersoonlijkt iets. 

De regie lijkt het daar zelf moeilijk mee te hebben. Vooreerst botst ‘DAR’ op het aloude vraagstuk hoe je een straffe verrassing verrassend houdt eens ze is prijsgegeven. Hoe vermijd je dat elke volgende passage van je drone een bleek doorslagje wordt van die eerste keer? Vandenberghe en Heylen lijken het antwoord te zoeken in een waaier aan betekenissen die ze de drone toekennen. Soms wordt hij een disciplinerende kracht, die de performers dwingt hun vrije spel op slag te wisselen voor dwangmatige lichaamstraining. De volgende keer blijkt hij een gevaarlijk oorlogstuig, dat op het voorhoofd van een jongetje ‘target detected’ projecteert. Voor een ander kind wordt hij echter weer een spontaan speelkameraadje: mens en machine gaan elkaar nadoen.

‘DAR’ identificeert de sturing achter de drone uiteindelijk op zoveel uiteenlopende manieren dat de voorstelling zelf minder en minder leesbaar wordt, en uiteindelijk zelfs vrijblijvend. Wat willen de makers er eigenlijk mee vertellen? Er zit zeker iets vruchtbaars in de inhoudelijke confrontatie van vrij kinderspel met volwassen disciplinering, (ir)rationele angst met spontane nieuwsgierigheid, militaire dreiging met een simpele speeltuin, anonieme controle met individuele lichaamsbeheersing, technologisering met menselijke kwetsbaarheid… Maar uiteindelijk blijkt er toch een limiet te staan op betekenisrijkdom en cross-medialiteit. Je weet op gegeven moment niet meer waar je naar aan het kijken bent, ook al gaan kinderen en performers maar door met over het podium dartelen. Als ze de drone aan het slot samen uit de lucht plukken, krijgt dat de zoete sfeer van een overwinning. Maar waarop precies?

‘DAR’ is typisch zo’n voorstelling waarvan de vele spraakmakende insteken – kinderen op scène, een militaire drone, inspiratie vanuit parkour, première in de Floraliënhal – én de excessieve uitleg over de mythische onderlaag ervan, moeten verhullen dat er niet echt een helder idee aan de basis lag. Er zijn te weinig keuzes gemaakt. Het resultaat is een performance die zich oppompt als een ballon om zich van zijn beste kant te laten zien, op uiterlijkheden. Maar achter die grootse presentatie, achter dat mooie plaatje van een hedendaags Gesamtkunstwerk, schuilt een pijnlijke realiteit: ‘DAR’ is hol theater, op het randje van ongewild pretentieus.        

DAR’ speelt op 18-19 oktober in Oostende en 25-26 oktober in Brugge        

Genoten van deze recensie? Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand. Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login