Performance

All Watched Over by Machines of Loving Grace Bosse Provoost & Ezra Veldhuis

Als een utopie een nachtmerrie wordt

Ezra Veldhuis en Bosse Provoost ensceneren en reflecteren in ‘All Watched over by Machines of Loving Grace’ op het gelijknamig gedicht van Richard Brautigan uit 1967. Waar ging het mis met de mooie visioenen van toen? Dat levert een sterke scenografie op, maar dramaturgisch laat de overdaad aan tekens je in het ongewisse over wat de makers over die vraag echt willen meegeven.

All Watched Over by Machines of Loving Grace
Elie Agniel Campo Nieuwpoort, Gent meer info download PDF
16 oktober 2023

Als de toeschouwers een plek zoeken staat er nog niemand op het podium. Toch is er al heel wat te zien. Links achteraan het podium verbergt een groenig doek, zo hoog als de zaal, met een flauwe bocht de achterwand ervan. Een green key, zoals in de film?  Rechts achteraan staat een kleine batterij spots op statieven, en tegen het plafond hangen er nog veel meer. De vloer is bekleed met een wit zeil dat rechts vooraan een forse bult vertoont, als een artificieel heuveltje.

Dat is allemaal echter veel minder intrigerend dan de grijsbeige klodders, doorkerfd met kronkelende lijnen, die over de vloer verspreid liggen. Ze lijken sprekend op hersenen. Rondom en overheen die ‘hersens’ lopen dikke trossen kabels of lianen als een rivier over de vloer. Die tros loopt ook tegen de publiektribune omhoog, over de zitjes tot helemaal naar de regietafel boven. Ook hier nestelden zich pakken grijsbruine materie tussen de spaghetti van draden. Die scenografie suggereert meteen dat het hier zal gaan over de verhouding tussen technologie en natuur.

‘All watched over by machines of loving grace’, het gedicht van Richard Brautigan uit 1967 waar dit stuk naar vernoemd is, was dan ook een visioen van een samenleving waar mens en dier in een heerlijke natuurstaat vredig samenleven, ‘watched over by machines of loving grace’, versta computers. Brautigan was zeker niet de enige die daarover droomde. Bij ons besteedde Constant een groot deel van zijn beeldend werk aan de voorstelling van zo’n wereld. In zijn ‘New Babylon’, was de mens bevrijd van werk en zorgen door de technologische vooruitgang. Hij kon zo de godganse dag doen waar ie zin in had.

Dat pakte echter helemaal anders uit: digitale technologie overspoelde sindsdien wel de wereld vanuit Californië – waar Brautigan lange tijd woonde – maar bleek allerminst vervuld van ‘loving grace’. Werken moeten we nog steeds, steeds harder zelfs. Sommigen toch, want de ongelijkheid in de wereld nam met sprongen toe. De dierenwereld kwam er nog bekaaider af dan de onderlaag van de samenleving. Blijkt dat hier? En hoe?

Drie performers, Estefania Alvarez Ramirez, Jayson Batut en Nathan Ooms zitten bij het begin van de voorstelling verscholen tussen het publiek. Op de achtergrond klinken synthesizerklanken waar je, na enige tijd, de melodie van ‘California Dreamin’’ van The Mama's & The Papa's uit 1965 in herkent Ondertussen dalen de drie performers langs de lianen, tussen de toeschouwers door, naar beneden. Ze werpen elkaar verdwaasd lieflijke blikken toe, alsof ze zich in een toestand van hemelse vrede bevonden. Hun losse, fantasierijke bloezen en wijde shorts met kleurige prints (denk: vloeistofdia’s) maken er helemaal in de tijd verloren gelopen hippies van.

Eens op het podium beland volgen de drie een specifieke, maar wat mysterieuze routine. Of ze staan op het heuveltje, alleen of met z’n tweeën en wijzen naar de hemel, of ze maken een kopstand, of ze gluren onder het achterdoek. Batut kruipt er ook al eens onderdoor en duikt dan grijnzend weer op aan de zijkant. Op de hersenkwakjes gaan staan, die dan lillen als gelei, hoort er ook bij. Soms kringelt dan ook wat rook ergens uit die kwakjes. Als de performers te dicht bij een lichtstatief komen kruisen ze hun armen voor hun gezicht, als om zich af te schermen van het licht.

    Het spel is steeds minder spontaan, steeds meer geforceerd, zelfs dwangmatig lieflijk.     

Ondertussen evolueert de score steeds verder en wordt duidelijk dat het een eindeloze remix is van de originele opname van ‘California Dreamin’’. Finaal hoor je de song bijna in zijn geheel. Daarbij verandert het karakter van het spel. Dat is steeds minder spontaan, steeds meer geforceerd, zelfs dwangmatig lieflijk. Ramirez zachte glimlach evolueert naar een verkrampte mond en een blik van dégout. Ooms’ glimlach vertrekt tot een bizarre grijns. Als de song nog maar eens hernomen wordt, nu met het blikken geluid van een autoradio valt het totale duister in. Traag twinkelen in dat duister de spots, als een sterrennacht van rode reuzen.

Batut verdwijnt nu alweer achter het gordijn, en keert terug met een bizar hoofddeksel, gemaakt van knalgele snelbinders. Hij speelt met de kabels. Als hij een stekker in een stopcontact steekt dimmen de lichten even. Na dat wat flauwe grapje kruipt Batut tussen het publiek. Hij voelt aan het haar van een toeschouwer en dan – verschrikt – aan zijn eigen haardos van snelbinders. Hij is een mutant geworden, lijkt hij te beseffen.

Ondertussen gaat ‘California Dreamin’’ door, tot elk klankspoor wegvalt, op de bas en de drums na. Die drums lopen dan amok: ze gaan steeds sneller, met een razende, mechanisch precisie die de dromerige sfeer van de song aan stukken slaat. Op het einde rest enkel een trage baslijn, die uiteindelijk stilvalt. Die verwording van de song tot een mechanisch-manische roffel die op stilte uitloopt strookt met het gedrag van de performers, en dan in het bijzonder dat van Ooms. Als choreograaf van de voorstelling gaf hij zichzelf een lange solo. Hij wijst om zich heen met een blik alsof hij intens lijdt, bokst met zijn vuisten in het niets, juicht extatisch en begint opnieuw.

Geen twijfel dat hij zo wil suggereren dat hij overspoeld raakt door golven van emoties waar hij geen vat op heeft. De scène is daarin verwant aan de ‘morphing’ die Meg Stuart haar dansers vaak liet ondergaan. Alleen: Ooms doet dat niet erg overtuigend. Hij belichaamt de emoties niet, hij speelt ze na. Daarna duiken ook Ramirez en Batut  weer op. Ze wijzen een hele poos naar elkaar en naar het publiek. Om de beurt kruipen twee dansers op handen en voeten rond het heuveltje in een tergend trage gang terwijl de derde hen als een paardenmenner aanstuurt.

In de eindscène duikt een nieuwe song op: ‘At Last I Am Free’ van Chic uit 1978. Er komt nu nogal wat rook te pas aan de voorstelling, wellicht ter illustratie van de songline ‘At last I am free, I can hardly see in front of me’. Ramirez bindt een rond bord vol glitters voor haar gezicht. Batut heeft een grote witte vlag vast. Ooms spant een beige masker om zijn hoofd dat lijkt op twee kevers of misschien ook vliegenogen. Hij legt een koffertje in het midden van het podium. Ramirez haalt er een vlaggetje uit en geeft dat aan een toeschouwer. Batut tovert een grote aluminiumkaart tevoorschijn en lijkt er zijn weg mee te zoeken, terwijl Ooms met een strijkijzer de berg probeert glad te strijken. Als de song, na vele iteraties, afloopt, plugt Ooms in op een van de kabels op de grond en doen de drie in een hoekje van de zaal een handenstand.

Deze voorstelling heeft het  over de teleurstelling die volgde op het visioen van Brautigan.

De verwijzingen in deze voorstelling naar Brautigans gedicht liggen voor de hand. De psychedelische sfeer ervan zit in de kostuums en in de keuze voor The Mama’s and the Papa’s. De fusie natuur-technologie zit in alle details: de lianen op de grond zijn ook elektriciteitskabels, de twinkelende spots zijn zowel sterrenhemel als een artificieel uitspansel dat op magische manier elk besef van ruimte opheft. De enige zin in de voorstelling, ‘the cloud is beautiful’, uitgesproken door Batut, wijst op wolken en op digitale wolken. Het vraagt dus niet zoveel verbeelding om te zien dat deze voorstelling het heeft over de teleurstelling die volgde op het visioen van Brautigan. Dat blijkt onder meer uit de keuze voor de muziek van Chic. Die band nam radicaal afstand van de dromen van de sixties met de keuze voor glitter en glamour.

Het probleem van de voorstelling is dat de aanpak van de performers te weinig op elkaar is afgestemd om die omslag geloofwaardig te belichamen. Bij gebrek aan tekst is dat cruciaal. Hun aanpak is erg ongelijk. Batut kiest voor slapstick, Ooms voor nadrukkelijke overdrijving. Enkel Ramirez speelt het subtiel. Bij haar zit de verandering net in kleine trekjes. Het verschil tussen de drie valt des te harder op omdat ze niet allemaal dezelfde tijd op het podium krijgen. Ramirez verdwijnt lange tijd achter het gordijn terwijl Batut en Ooms elk een solo krijgen. Daardoor ontstaat een vreemde hiërarchie tussen de drie performers.

Hinderlijk is ook de overvloed aan al te letterlijke tekens. Bergen worden platgestreken, performers wijzen naar het publiek, of zetten zich ertussen, pluggen zich in de lianen of kruipen achter het gordijn. Het masker van Ooms verwijst wellicht naar de dystopische sci-fi film ‘La Jetée’ van Chris Marker, waarin het masker dient om terug in de tijd te reizen. Veel referenties, maar waarom Brautigans verhaal zo de mist in ging, en wat de makers daarvan vinden, dat moet je zelf verzinnen.         

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login