Toneel

Op hoop van zegen Dood Paard

De één zijn vis is de ander zijn gemis

 Repertoirevoorstellingen met respect voor het oorspronkelijke stuk worden een bedreigde soort. Kiest Dood Paard daarom voor zo’n verrassend getrouwe opvoering van ‘Op hoop van zegen’? Op het Zeeland Nazomerfestival speelt het Amsterdamse collectief deze klassieker over het harde vissersbestaan op locatie in de haven van Yerseke, met uitzicht op plezierbootjes en plonzende tieners onder de dalende zon. Gek genoeg blijft die spanning tussen vroeger en nu langer plakken dan de enscenering zelf.         

Op hoop van zegen
Wouter Hillaert Yerseke, in het kader van het Zeeland Nazomerfestival meer info download PDF
02 september 2024

‘Op hoop van zegen’, in 1900 geschreven door Herman Heijermans, moet zowat het meest iconische Nederlandse theaterstuk zijn. Je kan de betekenis ervan vergelijken met ‘Het gezin Van Paemel’ (1902) in Vlaanderen: er spreekt een nationale identiteit uit, omdat het een diepgeworteld socio-economisch verleden in beeld brengt waar elke landgenoot wel ergens een verre (familie)band mee heeft. Alleen is dat hier niet de noeste boerenarbeid, maar de strijd van de bonkige visser met het water. Wat de akker is bij Buysse, is bij Heijermans de zee: een bijna mythische grootheid waar de kleine man een hechte culturele gemeenschap mee voelt, maar waaraan hij ook ten onder kan gaan. Samen geeft dat Griekse tragiek in een naturalistisch kleedje, met volks dialect als voorschoot: ‘Ach, 't leven op zee is geen vertelsel. Door 'n duimsplankie zijn ze van de eeuwigheid gescheijen. De mànne hebbe 't hard en de vroùwe hebbe 't hard.’

Centraal in het stuk staat vissersweduwe Kniertje. Ze verloor niet alleen haar man, maar ook al twee kinderen aan de zee. In het tweede bedrijf valt haar 61e verjaardag op de dag dat haar overblijvende zonen Geert en Barend inschepen voor een uitvaart van enkele weken op de vissersschuit Op Hoop Van Zegen van reder Bos. Ook zij zullen nooit terugkomen. De Hoop bleek te gammel en is vergaan. Terwijl de rijke Bos de winst van de verzekeringspremie mag gaan opstrijken, krijgt Kniertje in zijn kantoor als troostprijs wat schamele koteletten mee naar huis. Haar befaamde slagzin is dan ook een zucht: ‘De vis wordt duur betaald.’

Net als bij boer Van Paemel klinkt daarin veeleer aanvaarding dan opstandigheid door. De ware tragiek van Kniertje is dat ze, anders dan haar recalcitrante zonen, niet doorziet van welke structurele uitbuiting ze het slachtoffer is. Ze schikt zich in het lot van god en kapitalistisch gebod. Ze doet door.

Het is één grote knoop van levenslijnen, waar je net zo goed knevels en hangkoorden in kan lezen.

Die sociaal-mentale gevangenschap heeft Dood Paard mooi gevat in zijn decor, dat vorig seizoen ook al te bewonderen was in de zaal. Op de stemmige kade van de Prinses Beatrixhaven van Yerseke, vlak aan de Oosterschelde, hebben Manja Topper en co. een kleine uitstekende steiger als speelhoek gekozen, pal boven het water. Ze kunnen er niet weg, en al helemaal niet door de hoge visnetten die rond de hele scène zijn opgehangen. Zolang de zon niet is ondergegaan, kijk je door die netten naar het avondlijke leven in de jachthaven achter de vijf spelers, en het open water verderop. Maar hoe donkerder het wordt, en hoe meer spots tegenlicht geven, hoe meer die open netten een witte muur worden. Hoe verder in het stuk, hoe intiemer en claustrofobischer de sfeer.

De actieradius van Kniertje en haar omgeving beslaat hier dan ook niet meer dan een paar vierkante meter. Het nauwe speelvlak ligt bovendien vol veelkleurige visnetten en meertouwen, opgehoopt als een rommelige baal waarop de acteurs makkelijk hun enkels kunnen omslaan. Het is één grote knoop van levenslijnen, waar je net zo goed knevels en hangkoorden in kan lezen. Er is amper ademruimte. Iedereen in deze kleine gemeenschap is tot elkaar veroordeeld, arm en rijk zitten elkaar direct op het vel. Ook de spelers kunnen niet ontsnappen. Wie in een bepaalde scène even niet meespeelt, draait zich gewoon met de rug naar het publiek en blikt als een standbeeld de zee in.

Het is een bijna letterlijke vertaling van het ‘théâtre statique’, het vernieuwende genre waar rond 1900 eerst Maeterlinck en daarna ook Heijermans en Tsjechov op gingen variëren: een stilstaand drama waarin de situatie aan het slot nauwelijks anders is dan in het begin. Vier bedrijven lang wordt er vooral gekletst, zonder de gewichtige epische momenten, narratieve kantelpunten of grote morele boodschappen die toen alle andere theater domineerden. Sfeer en karakterschets primeren, de mens wordt getekend in zijn natuurlijke habitat. Zowat voor het eerst maakte Heijermans de kleine man tot ‘held’. Na de première van ’Op hoop van zegen’ op kerstavond 1900 leverde dat vooral negatieve pers op, maar in de volgende tien jaar werd het stuk een knaller van Wenen tot Parijs, van Moskou tot New York. In Nederland zelf zou actrice Esther de Boer-van Rijk maar liefst 1200 keren Kniertje hebben gespeeld. Er bestaan zowat vijf verfilmingen van het stuk.

Werkt het ook vandaag nog? Voor Dood Paard in elk geval wel. Hier en daar heeft het Nederlandse collectief wel een paar scènes geschrapt – vooral in het derde bedrijf, waarin Kniertje en andere vissersvrouwen elkaar onderhouden met even kleurrijke als treurige verhalen over hun mannen op zee. Maar voor de rest laten vaste waarden Manja Topper en Kuno Bakker, nieuw lid Tomer Pawlicki en gastacteurs Yousra Boukantar en Joachim Robbrecht vooral het stuk zelf spreken. Ook dat mag je letterlijk nemen. Het lijkt Dood Paard vooral te gaan om Heijermans’ directe taal, met zijn rijke visserstermen en snedige volkse uitdrukkingen. Aan een stevig tempo spitten ze door het eerste bedrijf, terwijl je er zelf achteraan kukelt om te begrijpen wie welk personage is en hoe ze zich tot elkaar verhouden. Dat de vijf acteurs vlot heen en weer switchen tussen Heijermans’ vijftien personages – waarbij mannelijke acteurs ook vrouwen kunnen spelen en een jonge actrice net zo goed een oude zeebonk vertolkt – helpt je begrip niet. Maar dat lijkt ook niet van tel. Wat moet spreken, is vooral de flukse dynamiek van de dialogen zelf. ‘Op hoop van zegen’ is een plons in een taalbad, zonder zwembandjes of reddingsvest.

Het is een regiekeuze waar een bijna educatieve ambitie uit spreekt. Dood Paard lijkt (cultureel) Nederland weer te willen confronteren met zijn rijke volkstaal, zijn sociaal verleden en dramatisch erfgoed. Was dit niet altijd het gezelschap dat ofwel nieuw geschreven en actuele maatschappelijke stukken bracht van Rob de Graaf, of dat zijn gekozen klassiekers stevig bewerkte? Zeker met Joachim Robbrecht in de rangen, auteur van de sterk gesmaakte Ibsen-actualiseringen met Sarah Moeremans, zou je verwachten dat er hedendaagse beschouwing over het stuk bij zou komen kijken. Dat het stuk live geïnterpreteerd zou worden. Dat we Kniertje te zien krijgen door een hedendaagse bril.

‘Op hoop van zegen’ schetst precies dezelfde uitbuiting als die van pakweg arbeidsmigranten zonder papieren vandaag.

Niets van dat alles. Dood Paard beperkt zich enkel tot een paar visuele anachronismen. De schetsen die redersdochter Clementine (Robbrecht) tekent van ome Cobus (Boukantar) worden vervangen door snelle shots met de smartphone. Kniertjes verjaardag wordt gevierd met cheape feesthoedjes en -vlagjes. En Bos’ rederskostuum wordt bij Kuno Bakker snel vervangen door een fluo oranje hesje voor wegenwerkers. De aankleding en de kostumering zien er postmodern uit zoals wel vaker bij Dood Paard. Maar hoe hoog en schril de stem van Topper ook rijst om Kniertje te kenschetsen als een volks icoon, haar tekstbenadering blijft helemaal trouw aan Heijermans. ‘Hoe komme de kippe nou los? Kijk de haan nou toch is! Ga je weg sallemander? Kischt! Vort! Jo! Jo!’

Wel ja, het werkt nog steeds. Heijemans’ werkstuk blijkt tijdloos genoeg om zichzelf te representeren zonder extra commentaar. Ik weet niet of artistiek Nederland even meewarig neerkijkt op dit soort ‘vaderlandse achterstandsromantiek’ als artistiek Vlaanderen op ‘Het gezin Van Paemel’, maar in beide gevallen blijkt dat onterecht. Allebei zijn het knap gecomponeerde stukken, waarvan vooral de blijvende actualiteit indruk maakt. Scène per scène ga je het scherper zien: ‘Op hoop van zegen’ schetst precies dezelfde uitbuiting als die van pakweg arbeidsmigranten zonder papieren vandaag. Rijk gaat met de meerwaarde lopen, arm blijft met de lijken zitten. Sociale compensatie reikt niet verder dan wat aalmoezen. Verzet wordt al in de kiem gesmoord door een zelfreinigend systeem van moraal, fatsoen en de druk van de markt. Oplossingen zijn niet meteen in zicht.

Hier op locatie op het Zeeland Nazomerfestival, in dit decor van in- en uitvarende plezierbootjes onder de onbezorgde zomerzon, wordt het allemaal extra dubbel. Ja, modaal Nederland heeft zich op 125 jaar stevig sociaal kunnen opwerken. We zweren nu bij het recht op vrije tijd en bezitten zelf onze schuitjes. Toch wordt die ontspannen onbezonnenheid nog altijd even duur betaald, zij het nu door andere sukkelaars. Zo kan Zeeland economisch niet zonder zijn 15.000 arbeidsmigranten, waarvan 80% lager opgeleiden in de fruitteelt, de horeca of de zorg. Elk jaar stijgt hun aantal met 17%, terwijl het kersverse Nederlandse kabinet de migratie nog strenger wil aanpakken. Zeeland stemde lustig mee. Bij de nationale verkiezingen in 2023 koos bijna 25% Zeeuwen voor de PVV, waardoor Wilders’ partij hier met voorsprong de grootste partij werd, vóór de liberale VVD en de centrumrechtse NSC. Er lijkt dus maar weinig nodig om zelf kleine reder of baron te worden, en verwoed af te schermen wat verworven is voor onszelf. De een zijn vis is de ander zijn gemis.

De enscenering van ‘Op hoop van zegen’ mag dan wel statisch zijn – op het randje van lijzig – toch doet Heijermans in deze context nog altijd heel vloeibare gedachten opwellen. Het is dan ook een paradoxale slotsom waarmee ik uiteindelijk van de kade kom, na anderhalf uur dienstbaar (taal)spel zonder veel moeite van de makers om er specifieke momenten of accenten te doen uitspringen: het stuk spreekt meer dan de voorstelling. Natuurlijk is dat in de eerste plaats de verdienste van Dood Paard zelf, maar toch. Ik heb hier eerder iets leren kennen dan dat ik verrast ben als theaterkijker.         

Genoten van deze recensie? Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand. Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login