Toneel

A case for the existence of God Erik Whien / Theater Rotterdam

Een ontmoeting als een godsgeschenk

In ‘A case for the existence of God’ laat regisseur Erik Whien, dankzij een uitgekiende tekst van de Amerikaanse auteur Samuel D. Hunter, personages van vlees en bloed verschijnen op het toneel. Ze belichamen een hoopvolle visie op een vereenzamende maatschappij.        

Uitgelicht door Ans Van Gasse
A case for the existence of God
Ans Van Gasse Corso Antwerpen, in het kader van het Theaterfestival 2024 meer info download PDF
15 september 2024

Een witte balk op scène, twee mannen zitten aan de uiteindes. De een (Bram Suijker) draagt een verfomfaaide T-shirt een heeft een gelaat vertrokken van de vermoeidheid. De ander (Emmanuel Ohene Boafo) zit strak in het pak. Hij heeft een rechte rug en houdt een bundel papieren in zijn handen. De man in het pak lijkt de man in T-shirt de basisbeginselen van bureaucratie uit te leggen aan de hand van de hypotheeklening. Maar het zit de T-shirt niet mee. Niet in zijn spaarpot, niet in zijn geschiedenis, en allerminst in zijn zelfvertrouwen. T-shirt legt alles op tafel. Al zijn vertrouwen ligt in de handen van deze schijnbaar onbekende hypotheekbemiddelaar.

Zo onbekend is hij echter niet. Beide mannen ontmoetten elkaar al eerder aan de deur van een crèche. Kevin, de hypotheekbemiddelaar, vernam er dat Bryan grond wilde kopen. Om een nieuwe thuis op te bouwen voor hem en zijn dochtertje, Krista. Kevin, die er ook alleen voor staat met zijn snoezelig popje Willa, wil helpen. Wat volgde was een onhandige ontmoeting. Bryan struikelt over zijn woorden, ratelt zijn verdriet erdoor alsof het de eerste keer is dat iemand naar hem luistert. Een vergadering en een therapiesessie in één klap. Kevin deinst terug, maar laat de spreekwoordelijke deur op een kier. Met grote zorg en geduld legt hij het systeem uit waarin ze zich zullen moeten bewegen. Maar met één telefoontje wisselen de posities. Ook Kevin gaat onder een systeem gebukt: eentje waardoor een alleenstaande homoman moet vechten om het adoptierecht van een kind waar hij al sinds d’r geboorte voor zorgt.

Dat ontdekken we in een vernuftige reeks dialogen die opeenvolgende bijeenkomsten weergeven. Telkens op diezelfde witte balk. Tussen het hypotheekadvies door sluimeren kinderfoto’s, commentaar op het laatkapitalisme en de beginselen van een hechte vriendschap. De witte zitbalk verandert door de lichttoetsen van Julian Maiwald en de zachte soundtrack van Thijs Van Vuure in andere omgevingen. Een avondje doorzakken of een speeltuinafspraakje. Suijker en Boafo slagen er moeiteloos in om deze plot, die enkele jaren tijd overspant, te dragen én alledaags te houden. Hoewel Suijkers nerveuze en hyperactieve Bryan soms neigt naar maniërisme, zet hij een personage neer dat universeel herkenbaar is. Boafo is dan weer een aangenaam rustpunt, een tegengewicht die het geheel in evenwicht houdt. Tegelijkertijd laat hij subtiel de altijd aanwezige wrevel doorschemeren van een zwarte man naast een witte man die in zijn sociale onbeholpenheid de bal wel eens mis. 

Zonder ongeloofwaardige wendingen slaagt Whien erin om een lichtvlek in het halfduister op te roepen.     

Alles draagt bij aan een helder beeld van twee mannen die elkaar nodig hebben. ‘Wij delen eenzelfde soort verdriet’, poneert Bryan plots helder. Ze schetsen daarmee een portret van zorg om een ander in een kille maatschappij vol regels, systemen en sociaal determinisme. Al is het wel ietwat verwarrend dat die maatschappij zo Amerikaans blijft, ook in de nochtans vlotte vertaling van de Nederlandse theaterauteur Vera Morina. Het is een niet aflatende stroom uitgekiende personages, knappe verhaalconstructies en prachtige zinnen, maar de realiteit waarnaar verwezen wordt blijft ver weg en Amerikaans. Je vraagt je af of bepaalde situaties op die manier zouden verlopen in de lage landen, of we wel met hetzelfde systeem werken. De tekst dreigt daardoor aan urgentie in te boeten.

Gelukkig laat regisseur Erik Whien die tekst voor zich spreken in een heel puur theater. Er zit dan ook al genoeg wereld in de woorden op zich. Een wereld waarin het moeilijk is om de ander te zoeken en te (ver)zorgen. Dan is het bijna revolutionair wanneer een hypotheekadviseur zijn vergaderingen met klanten laat uitlopen om het over vaderlijke zorgen te hebben. In een wereld waarin we aan onszelf moeten denken, richt zo’n actie de blik op de ander. Dus toen mijn theaterdate - die Spinoza had verwacht bij deze titel - verbijsterd vroeg waarom dit nu ‘a case for the existence of God’ is, moest ik geen twee keer nadenken. Zonder ongeloofwaardige wendingen slaagt Whien erin om een lichtvlek in het halfduister op te roepen. Een connectie waar die niet lijkt te horen, twee mannen die elkaar vinden in hun verschil. Een hapering in het systeem. Alsof hun ontmoeting een deus ex machina was.        

Genoten van deze recensie? Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand. Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login