April Willem De Wolf / Guy Cassiers / Toneelhuis
De complexiteit van een civil servant
Zou de geschiedenis anders verlopen zijn als Cleopatra niet zo’n bevallige neus had gehad? Niemand die het weet. Die ‘what if’ vraag hangt natuurlijk over heel veel historische feiten. Het is bijvoorbeeld nog steeds een open vraag of Sadam Hoessein Koeweit in 1990 wel zou binnengevallen zijn als zijn onderhoud enkele dagen eerder met de Amerikaanse ambassadeur April Glaspie minder welwillend-beleefd verlopen was. Misschien was er dan wel nooit een Golfoorlog geweest. Maar Glaspie kreeg daarna, anders dan Cleopatra, wel een mediastorm over zich heen. Die was een voorafspiegeling van de polarisatie en speculatie die de media en het publieke debat vandaag kenmerken. In ‘April’ komt Willem De Wolf terug op dat gesprek. Guy Cassiers regisseert.
Het onderhoud tussen April Glaspie en Sadam Hoessein op 25
juli 1990 is omstreden omdat het vermoeden achteraf gerezen is dat de
Amerikaanse ambassadeur Saddam had laten verstaan dat de VS niet zouden
tussenkomen bij een intern Arabisch conflict, versta: bij een inval in Koeweit.
Een andere theorie houdt het erop dat ze de net opdracht had om Saddam in de
waan te laten dat hij zijn gang kon gaan. Na de inval in Koeweit hadden de VS
dan immers een reden om Irak binnen te vallen.
Hoe dan ook: de inval greep plaats, en ter vergelding vielen
de VS enkele maanden later Irak aan. De eerste Golfoorlog was een feit. De
wereldpolitiek kreeg er een heel nieuw aanzien door. Het ijzeren gordijn was toen
nog maar net gevallen. George Bush Sr. wierp zich graag op als nieuwe
wereldleider. Daarom was hij ook dikke maatjes met het regime van Saddam
Hoessein, want die had door de Iraans-Irakese oorlog een dam opgeworpen tegen
religieus fundamentalisme. Versta: tegen vijand nr. 1 Iran. Toen Saddam lastig
deed over tegenvallende olie-inkomsten bekoelde de vriendschap echter snel…
Als zo vaak gedroegen de VS zich bij de Eerste Golfoorlog
als de spreekwoordelijke hond in een kegelspel. De betrokken naties waren
wankele constructies, uitgetekend door de Britten en de Fransen toen het
Ottomaanse Rijk instortte op het einde van WO I. Na hun inval kwamen al snel oude
en nieuwe conflicten en religieuze tegenstellingen bovendrijven.
De eerste Golfoorlog was ook de eerste die quasi in real
time verslagen werd door CNN. Daarbij was, alweer voor het eerst, sprake van embedded
journalism, met veel sensatie en patriottisch triomfalisme. Voor het
Arabische standpunt was er weinig aandacht, en de manier waarop CNN de
Arabieren voorstelde was vaak eerder karikaturaal. Mogelijk werd zo de kiem geplant
voor de opkomst van de Islamitische Staat.
De wereld kreeg dus wis en zeker een andere aanblik, alleen
was het niet degene die Bush Sr en later Bush Jr. beoogden. De invloed van de
VS taande en seculiere staten als Irak vielen ten prooi aan akelig religieus
fundamentalisme en werden nagenoeg onbestuurbaar.
Terug naar April Glaspie. Een merkwaardige vrouw, dat is het
minste wat je over haar kan zeggen. Op relatief jonge leeftijd werd ze de
eerste vrouwelijke ambassadeur in een Arabisch land. Ze sprak bovendien
Arabisch. Dat maakte haar een buitenbeentje binnen het Amerikaans diplomatiek
corps. Na het gesprek met Saddam op 55 juli 1990 briefte ze de Amerikaanse
regering, maar toen Saddam vervolgens Koeweit toch binnenviel werd ze ontheven
van haar functie en kreeg ze formeel verbod om zich uit te laten over haar
gesprek met Saddam. Daar hield ze zich tot vandaag strikt aan.
Toch had ze best veel redenen om dat verbod in de wind te
slaan. Om te beginnen: ze werd na haar post in Bagdad definitief uitgerangeerd
als diplomaat en door collega’s gemeden. Ze kwam echter wel in een mediahetze
terecht toen de Irakezen de notulen van haar ontmoeting met Saddam lekten. Al
stelde ze toen dat die transscriptie niet correct was, over wat dan wel de
juiste toedracht was liet ze niet meer los dan strikt noodzakelijk, ook niet
tijdens hearings in de Amerikaanse Senaat. Pas in 2008 liet ze iets meer
los -hoewel- in een interview met de Libanese krant ‘Dar Al Hayat’: ‘Nobody
wants to take the blame. I
am quite happy to take the blame. Perhaps I was not able to make Saddam Hussein
believe that we would do what we said we would do, but in all honesty, I don't
think anybody in the world could have persuaded him’. Dat ze de verantwoordelijkheid wou
nemen is best wel opmerkelijk, gezien de botte manier waarop de Bush
administratie haar af serveerde.
Het stuk dat Willem De Wolf schreef over en met April
Glaspie gebruikt deze geschiedenis enkel als aanleiding. Het geeft een gesprek
weer tussen Glaspie, Tariq Aziz -de rechterhand van Saddam Hoessein- en een
jonge ‘anchor’ of journalist. De keuze om Aziz in het gesprek te betrekken is
tegelijk vanzelfsprekend en belangrijk. Aziz was immers aanwezig bij het
onderhoud tussen Saddam en Glaspie in 1990. Maar Aziz was net als Glaspie enigszins een
buitenbeentje. Zijn echte naam was Mikhail Yuhannu,, een christelijke naam. Hij
bleef zijn leven lang ook openlijk Christen. ‘Tariq Aziz‘ was een geuzennaam,
die -volgens het stuk van De Wolf - ‘Nobel Pad’ betekent (elders vond ik de vertaling
‘Glorieus Verleden’). Dat herinnert je er meteen weer aan dat Irak onder Saddam
een seculiere staat was.
Maar zelfs al is dit een fictief gesprek, het had nooit
kunnen plaatsvinden, want Aziz stierf al jaren geleden in Amerikaanse gevangenschap.
Je hebt dan ook vaak de indruk naar denkbeeldige gesprekken te kijken, die zich
afspelen in het hoofd van Glaspie. Piekermomenten waarin ze zich met Aziz afvraagt of het anders had gekund en of
ze goed gehandeld hebben. Maar waarin ze ook haar stilzwijgen tegenover de
media legitimeert.
De ‘Anchor’ komt immers niet zo goed uit het gesprek. Hij probeert voortdurend de handelingen en gedachten van de andere twee te ‘framen’ en er een ‘verhaal’ van te maken. Omdat mensen het recht hebben om te weten wat er gebeurd is. Zowel Glaspie als Aziz wijzen hem daarvoor terecht.
April Glaspie gelooft niet in het meningenspektakel in de media
Glaspie doet dat vanuit een strikte ethiek. Ze gelooft niet in het meningenspektakel van de media. Ze gelooft nog minder in het waanbeeld dat mensen altijd weten wat de gevolgen zijn van wat ze zeggen, denken en doen. Daarom is het beter om zowel gereserveerd en voorzichtig als welwillend te zijn. Daarom is het beter om diplomatieke besprekingen niet op straat te gooien. Haar hele houding is doordesemd van een klassiek conservatieve opvatting van de rol van ‘public servants’, maar ook een klassiek-conservatieve maatschappijopvatting die wars is van bruuske veranderingen en zwart-wit meningen. En gruwt van al te persoonlijke revendications.
Aziz van zijn kant toont dat de ‘verhalen’ van de ‘Anchor’ ondanks
hun schijnbare objectiviteit ideologische constructies zijn die de Arabieren
afschilderen als een woestelingen. Hij kan zich echter ook moeilijk vinden in
de attitude van Glaspie, omdat hij daarin de expressie ziet van een wereldbeeld
dat alweer de Arabische Wereld als tweederangs ziet.
Toch suggereert het stuk een soort genegenheid tussen Aziz
en Glaspie die net even verder gaat dan louter diplomatieke voorkomendheid. Ze
praten vaak in het Arabisch vaak met elkaar, en sluiten zo het ‘Anchor’ buiten.
Glaspie spreekt Aziz zelfs even aan met zijn Christelijke voornaam. Maar haar
strikte, inderdaad blanke, ethiek blokt zo’n vertrouwelijkheid tegelijk ook af.
Er ontstaat geen echt gesprek. Dat is haar beperking.
‘April’ zet je zo voortdurend op het verkeerde been. Het
stuk dwingt je om je eigen, wellicht onuitgesproken, opvattingen over een kluwen
aan kwesties zoals de ‘Arabische kwestie’, ‘de media’, ‘conservatisme’ en nog
veel meer onder ogen te zien. Het toont dat labels als ‘goed’ en ‘fout’ niet zomaar
toepasselijk zijn op de handelwijze van Glaspie of Aziz, en dat we beter wat voorzichtiger zijn met forse
uitspraken over dingen waar we de draagwijdte niet werkelijk kunnen inschatten.
Guy Cassiers en zijn acteurs dienen de tekst voorbeeldig. Katelijne
Damen en Sabri Saad El Hamus zijn in hun
strakke, licht theatrale vertolking bijzonder geloofwaardig als de diplomaten
die ze hier spelen. Eelco Smits zet zijn rol als naïeve, licht pathetische
journalist net genoeg aan om te tonen hoe zwak zijn ruggengraat wel niet is. Theatraal
vuurwerk levert dat niet op, wel fijn handwerk.
De scenografie speelt hierbij een grote rol. Het podiumbeeld
suggereert een protserige vergaderzaal. De overhoeks opgestelde wanden zijn
bekleed met houtfineer, opgehoogd met kostbaar inlegwerk. Een imposante luster bepaalt deze ruimte, maar
een raam in de linkse wand laat tegelijk de broeierige sfeer van nachtelijk
Bagdad binnen.
Het meubilair daarentegen is Deens design uit de sixties: elegant en natuurlijk, zonder poeha. Dat verschil verduidelijkt symbolisch de eigenaardige spanning in de gesprekken. Ze laveren tussen uiterst formele aanspraken en vertrouwelijke ontboezemingen. Een mooie vondst is ook het draaiplateau in het midden van het podium: het laat het meubilair, en de personages die erop plaats nemen ronddraaien voor het oog van degene die zich erbuiten bevindt. Glaspie verlaat het centrum nooit, maar Aziz en de journalist wel. Ze zien haar dus steeds onder andere invalshoeken.
Het draaiplateau is de ruimtelijke vertaling van de tekst: ze
laat April Glaspie vanuit verschillende hoeken zien. Dat onthult een
complexiteit van denken en handelen waar we vandaag wellicht terug wat meer aandacht
voor mochten hebben. Jammer voor ‘de media’, maar het is niet anders.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz